Adler logo
Adler

Adler is een Duits merk van fietsen, schrijfmachines, auto's en motorfietsen.
Adler Fahrradwerke AG, Inh. Heinrich Kleyer (1853 – 1932), Frankfurt/Main (1901-1907 en 1949-1958).

De firma Adler begon in 1886 met de fabricage van fietsen en schrijfmachines en vanaf 1899 werden ook auto's gebouwd. Hoewel van 1901 tot 1907 al motorfietsen met Minerva-motorblokken werden gebouwd, startte in 1949 pas de serieuze productie van lichte tweetaktmotorfietsen. In 1958 werd Adler overgenomen door Grundig en ging men zich opnieuw concentreren op de productie van schrijfmachines.

Heinrich Kleyer bezat een fijne neus voor nieuwe ontwikkelingen en de markt daarvoor. Geen wonder dan ook, dat hij na de schrijfmachines terecht kwam bij het motorvoertuig. Sinds de ‘Reitwagen’ van Daimler en de ‘Motorwagen’ van Benz in 1885-’86 had inmiddels al een hele ontwikkeling tot een praktisch bruikbaar vervoermiddel plaatsgevonden.

In 1899 bracht Adler een driewieler uit, voorzien van een De Dion Bouton motor, eveneens toegepast vanaf 1900 in een vierwieler en vanaf 1901 in een motorfiets
In 1903 nam de ingenieur Edmund Rumpler het ontwerpbureau van Adler over en ontwikkelde de eerste eigen motoren, die in 1904 in productie werden genomen.

In 1905 was Adler de eerste Duitse automaker, zeer vooruitstrevend waren de eerste Adler auto’s al voorzien van een cardanaandrijving i.p.v. de gebruikelijke ketting! Ruim 4000 motorfietsen en driewielers verlieten tot 1907 de fabriek, toen de productie stopte ten gunste van de automobielbouw.

In de tweede helft dertiger jaren. Met het beschikbaar komen van 98 cc modellen werd begonnen met het inbouwen van de 98 cc Sachs motor door een groot aantal fabrikanten van rijwielgedeeltes. Ook Adler pikte een graantje mee met de uitstekende “MF” serie.

In 1948 toen algemeen directeur Ernst Hagemeier na zijn terugkeer uit de internering de hervatting van de automobielconstructie verhinderde.
Moesten naast fietsen en kantoormachines ook motorfietsen en werktuigmachines worden geproduceerd.
Als onderdeel van herstelbetalingen aan de geallieerden werden de motorontwerpen van Adler afgestaan aan Groot-Brittannië; het is echter een stedelijke mythe dat de ontwerpen van Adler de basis vormden van Ariel's Arrow en Leader- modellen.

Wat eerder was men al begonnen met de ontwikkeling van een tweetakt motorfietsje van 60 cc, de door de Geallieerden toegestane maximale cilinderinhoud. Toen men deze bepaling ophief werd het motortje vergroot naar 100cc en verscheen zodoende eind 1949 de “M 100” op de markt. Elegant en robuust, met een compact blok met de versnellingsbak naast de krukas; van meet af aan een verkoopsucces. Begin 1951 vond uitbreiding van het aanbod plaats met de “M 125” als wat groter broertje, terwijl aan het eind van dat jaar in geheel nieuw rijwielgedeelte, de “M150” en de tweecilinder “M200” werden voorgesteld.

De vakpers roemde de M 200 in alle opzichten, waaronder de bijzondere constructiedetails (die ook hun weg vonden naar de opvolgende modellen). Naast de M 100 vormde de M 200 het grootste verkoopsucces. Eigenlijk had men het bij dit zeer uitgebalanceerde type willen laten, maar ontwikkelingen op de markt(NSU Max, Horex Regina) noopten tot een vergroting van de cilinderinhoud naar 250 cc, waarmee eind 1952 de “M250” een feit was (naast de M 200).

De voorvorken met wikkelbandvering waren feitelijk te slap voor de 250 cc, reden waarom in 1954 de “MB” modellen leverbaar werden met een nieuwe, schitterend werkende voorvork. In het nieuwe rijwielgedeelte, zich alleen onderscheidend t.a.v. het formaat van de remmen, was dezelfde serie motoren leverbaar en bovendien een 150 cc 1-cilinder.

De nieuwe voorvork was perfect en dus duur! Het liet geen geld over om de inmiddels verouderde plunjer-achtervering te vervangen. Gezien de uitstekende werking ervan (zelfs een hydraulische demper aanwezig) tilde men (lees: de motorpers) er niet al te zwaar aan. Niettemin was Adler er, op grond van inzakkende verkopen, toch alles aan gelegen een motorfiets met een swingarmvering achter, uit te brengen. Dit werden de Favorit met 16” wielen en de standaard 16 PK motor, en de Sprinter met 18 wielen en de 18 PK “S’ motor (ook eerder leverbaar als M of MB 250 S), in Duitsland uitgebracht in 1956; in Nederland stonden ze pas in juli ’57 in de showroom

Adler deed natuurlijk ook een poging om mee te doen op de scootermarkt, die een toenemend aandeel in de tweewielerverkopen opeiste. Resultaat in 1955: een elegant voertuigje op basis van de M 100. Zodoende enigszins onder gemotoriseerd, maar toch wel aardig in trek dankzij de gemakkelijke bediening en de gunstige prijsstelling.

Met eenzelfde model begaf Adler zich samen met Hercules in ’56 op de bromfietsmarkt. Een Hercules plaatje op de een, een Adler plaatje op de ander. Hercules wist er een aardig verkoopsucces van te maken, Adler in het geheel niet.

Assemblage van alle types Adler motorfietsen vond vanaf 1949 plaats bij Imperia in Nessonvaux bij Luik, uitsluitend bestemd voor de Belgische markt.

Aangespoord door wegracesuccessen op particulier geprepareerde M 250’s, werd een 250 cc productieracer ontworpen, de “250 RS” met een eerste optreden in 1954. Er kwam een serie van 12 tot stand, waarvan de motoren wegens thermische problemen voor het seizoen ’55 werden omgebouwd op waterkoeling. Privérijders boekten er zeer aansprekende successen op met wisselende fabrieksondersteuning. Een echte doorbraak was echter onmogelijk omdat het geld ontbrak voor fundamentele doorontwikkeling en een fabrieksteam. Wat gemakkelijker, want minder kostbaar, ging het in het terrein, met de nodige successen bij de z.g. betrouwbaarheidsritten (tegenwoordig Enduro genoemd). Hiervoor was speciale uitrusting voor de MB 250 modellen te koop en in 1956 verscheen de “Sixdays” op basis van de Sprinter. Tenslotte presenteerde Adler in hetzelfde jaar de “Motocross”, geschikt voor zowel cross als grasbaanraces.

Het uitbrengen van de laatste reeks nieuwe modellen diende feitelijk alleen nog om te redden wat er te redden viel, c.q. uitstel van executie. De motorfietsmarkt toonde al sinds 1952 tekenen van verval. BMW ging in 1955 bijna failliet, maar kon zich nog net staande houden dankzij de Isetta. In de navolgende jaren liep het minder goed af met vrijwel alle Duitse motorfietsmerken. Alleen Maico en Hercules wisten zich min of meer staande te houden en DKW en NSU als autoproducent. Overname in ’56 door het Grundig concern en samengaan met TWN en Hercules hielp niet, zodat Adler wat betreft de tweewielerproductie in de herfst van 1957 aan de beurt was om de poorten definitief te sluiten. Tot medio 1958 werden uit restbestanden nog een aantal motorfietsen en vooral scooters in elkaar geschroefd.
De technische kenmerken van de voertuigen, met een nogal geavanceerde tweecilindermotor voor die tijd, waren het object van studie en inspiratie ook bij het ontwerpen van de eerste Yamaha- modellen.

In 1957 kocht Max Grundig het aandelenkapitaal van de Triumph- fabrieken in Neurenberg en een belang in de Adlerwerke, wat voor Adler het einde van de motorfietsproductie betekende.
In 1958 kocht Grundig beide bedrijven, evenals voice recorders bereik (Grundig Stenorette)later is het over genomen door Olivetti